Waarom geloven we? Omdat we het niet kunnen laten… Ergens is God ons ingebakken. In onze maatschappij en cultuur ligt veel nadruk op het verstand en baas zijn over jezelf. Dan wordt het soms een kunst om dat goddelijke te herkennen en te erkennen. Want God is groter dan mijn ‘zelf` of ‘ik’, zelfs groter dan ‘Ons’ of ‘wij’. In de uitdrukking van ons geloven (liturgie, gebed, rituelen) wordt dan ook de nadruk gelegd op wat we zomaar krijgen en ontvangen. We zeggen heel veel ‘dank je wel’ en we geven voortdurend uitdrulkking aan onze kwetsbaarheid en sterfelijkheid. In ons rooms-katholieke geloof beleven we de ontmoeting van God met ons in concrete en abstracte dingen zoals symbolen en rituelen. Het gebeurt en dan is het weer voorbij. Zo gaat dat met God, we kunnen Hem maar even aan. Dan moeten we, geraakt, weer zelf op pad.
De Kerk houdt zeven rituelen vast als ontmoetingsmomenten. Niet dat dat de enige zijn – God laat zich echt wel kennen buiten deze momenten om. Maar in deze zeven die wij kennen als de sacramenten beleeft de Kerk de ontmoeting met God (Vader, Zoon en Geest), je zou kunnen zeggen, georganiseerd. Hoewel God zich niet laat organiseren, doet de Kerk pogingen om ruimte te scheppen opdat de ontmoeting met God mogelijk wordt.
Een gemeenschap van gelovigen is daarbij essentieel: een gemeenschap die zich gedragen weet door de geschiedenis en de overlevering. Het ritueel is niet van ons, wij mogen het gebruiken en moeten het doorgeven. Een ingewijde voorganger is teken van die gemeenschap en van die traditie en daarmee onmisbaar voor al die rituelen. Daarom zeggen sommige theologen dat de Kerk als zichtbare vorm het begin van de sacramenten is.
Doop, vormsel, boete en vergeving, eucharistie, ziekenzalving, huwelijk en priesterschap zijn in hun rituelen en symbolen die tekenen van Godsontmoeting.
Leo Geurts
pastoraal werker te Deventer